april 18, 2024

Behoud de waterschappen!

In het Nederlands Juristen Blad verscheen een artikel over het waterbeheer in Nederland..

Klik hier om het artikel te lezen op de website http://njblog.nl/2011/11/21/behoud-de-waterschappen/

Het regeerakkoord van het kabinet Rutte kent ambitieuze doelstellingen als het gaat om het terugdringen van de bestuurlijke drukte. Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen dienen zich tot hun kerntaken te beperken. Per terrein mogen slechts twee bestuurslagen bij hetzelfde onderwerp zijn betrokken. Het aantal bestuurders per bestuurslaag moet omlaag, hetgeen evenzeer geldt voor het aantal volksvertegenwoordigers. Daarnaast is het de bedoeling dat bepaalde provincies fuseren. Door dit alles zou het aantal ambtenaren worden gereduceerd met als resultaat een beter functionerend overheidsapparaat voor minder geld.

Veel van deze plannen dreigen echter te verzanden. Vooral vanwege taai verzet van de betrokken organisaties en bestuurders evenals het ontbreken van een meerderheid in de Tweede Kamer. Een oordeel hierover laat ik in het midden, omdat ik de aandacht wil richten op een voorstel in dit verband dat niet in het regeerakkoord is voorzien maar wel een politieke meerderheid lijkt te halen.

Bij de recente behandeling van de begroting van het ministerie van BZK tekende zich namelijk een Kamermeerderheid af voor de afschaffing van de waterschappen. In het regeerakkoord was afgesproken dat de waterschappen konden blijven bestaan, maar dat gemeenteraden de bestuurders daarvan (indirect) moesten gaan kiezen. Dit vanwege de abominabel lage opkomst bij de huidige directe verkiezingen. De functionele taken van de waterschappen die liggen op het terrein van het waterbeheer – de ‘waterveiligheid’ – moeten als het aan deze meerderheid in de Kamer ligt echter naar de provincies worden overgeheveld. Belangrijkste reden voor dit voorstel: er zou zo maar liefst 500 miljoen euro kunnen worden bespaard. Het is echter maar zeer de vraag of het een verstandig plan is om de zorg voor de bescherming tegen overstromingen en voor schoon en voldoende water bij de provincies te leggen, zelfs wanneer daarbij buiten beschouwing wordt gelaten dat het functioneren en het bestaansrecht van die provincies evenmin onomstreden is. De vraag stellen is haar beantwoorden: ik denk dat dit onverstandig zou zijn. Ter toelichting het volgende.

Voorop staat dat waterschappen als het gaat om het bereiken van hun wettelijke doelstellingen als een van de weinige onderdelen van de overheid vrijwel geen kritiek krijgen. De bescherming tegen overstromingen en de watervoorziening en -zuivering zijn in Nederland – ook in vergelijking met andere landen – buitengewoon goed geregeld. Waarom dan juist de organisaties die daarvoor al sinds mensenheugenis instaan opheffen en kiezen voor een onzeker ander model? Een belangrijke reden waarom waterschappen zo goed functioneren is verder dat zij zich alleen op waterveiligheid hoeven richten en dit belang niet hoeven af te wegen tegen andere belangen, zoals provincies dat wel zouden moeten doen. Daarmee kunnen beslissingen op dat terrein voor een belangrijk deel buiten de ‘politiek’ worden gehouden. Voorts is van belang dat waterschappen hun middelen grotendeels zelf kunnen genereren via waterschapsbelastingen. Er bestaat daarmee een direct verband tussen de heffing en de bestedingsdoelen en als er meer geld nodig is, kan dat in beginsel door de waterschappen zelf worden gegenereerd. Een en ander is van belang omdat naar verwachting – mede als gevolg van de klimaatverandering – de investeringen in de waterveiligheid de komende jaren waarschijnlijk serieus omhoog moeten. Natuurlijk kan en moet het maken van belangenafwegingen bij de verdeling van schaarse middelen aan democratisch gelegitimeerde politici worden overgelaten, maar waterschapsbestuurders zijn dat feitelijk ook. Ook zij worden namelijk gekozen, waarbij de lage opkomst bij de verkiezingen ook kan worden uitgelegd als tevredenheid over het functioneren van de waterschappen. In ieder geval kunnen slecht functionerende bestuurders op democratische wijze worden weggestuurd. Waterschapsbestuurders hebben daarbij het voordeel dat zij vanwege hun beperkte takenpakket ook echt inhoudsdeskundig zijn of worden. Zonder naar Italië of Griekenland te verwijzen, kan worden vastgesteld dat een dergelijke milde vorm van een technocratie zo zijn voordelen heeft. Verder kunnen waterschappen veel beter dan provincies voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water om een zogenaamde stroomgebiedbenadering te hanteren en het waterbeheer niet te laten stoppen aan de grens van hun verzorgingsgebied.

Daar komt nog een keer bij dat de genoemde opbrengst van de afschaffing van waterschappen niet reëel lijkt. Het waterbeheer moet immers ook plaatsvinden als het aan de provincies wordt opgedragen. Realistischer lijkt een besparing van zo’n 80 miljoen euro en dan nog alleen op middellange termijn en afgezien van reorganisatiekosten.1 Niet onbelangrijk in dat verband is dat het aantal waterschappen en daarmee het aantal bestuurders de afgelopen jaren al flink is teruggebracht – er zijn nog 26 waterschappen – en er ook afspraken zijn gemaakt voor nadere bezuinigingen.

Gelet op het voorgaande is het positief dat de Grondwet als een soort waterkering zou kunnen werken tegen het afschaffen van de waterschappen. Betoogd kan namelijk worden dat artikel 133 Grondwet waarin het bestaan van waterschappen wordt verondersteld aan het geheel afschaffen daarvan in de weg staat en er dus een tweederde meerderheid nodig is voor opheffing. Tegen taakuitholling biedt de Grondwet echter geen daadwerkelijke bescherming. Het is dan ook goed dat – nu nog – minister Donner de afschaffing van de waterschappen ten stelligste heeft ontraden. Ook dat past, ten slotte, overigens in een familietraditie. In het Handboek van het Nederlandse staatsrecht – ook bekend als ‘de Van der Pot-Donner’ – treffen we namelijk al vele drukken de fameuze zin aan: ‘De staat, dat zijn de dijken!’2 Alle reden dus om in deze toch al onzekere tijden met deze dijken geen onnodige risico’s te nemen.

Dit Vooraf verschijnt in NJB 2011/41.

COELO, RU Groningen, Besparingsmogelijkheden in het waterbeheer, Groningen 2010. ↩

Bewerkt door D.J. Elzinga, R. de Lange, m.m.v. H.G. Hoogers, Deventer 2006, p.173. ↩